Hoe lang houden we het vol om alleen maar die goede, betaalbare leuke, makkelijk verwerkbare houtsoorten te verbruiken en verwerken in de houtindustrie?
HET TIJDPERK VAN KAPPEN MET EEN BIJL
Het is ruim een eeuw geleden toen de Europeanen tijdens de kolonisatie van West-Afrika kennis maakten met Afrikaanse houtsoorten. Al snel werden de meeste houtsoorten getest op hun eigenschappen en kwam men er proefondervindelijk achter dat van de ruim 50 veelvoorkomende houtsoorten er slechts enkele de moeite waard waren om te exporteren. Er werd enkel gekeken naar grote stammen in harde houtsoorten die lang houdbaar zijn en niet gevoelig zijn aan aantasting door worm. Tevens moeten de houtsoorten in kwestie makkelijk te verwerken zijn omdat machinale verwerking in die tijd nog niet bestond. Alles gebeurde met de hand en stond vervolgens jaren buiten om het te laten drogen.
DE EERSTE KAP: GROTE STAMMEN, MOOIE HARDE HOUTSOORTEN
We moeten er wel rekening mee houden dat in die tijd de bomen nog écht gekapt werden met een bijl en het zagen van een stam handwerk was. Ook het laden van stammen op karren, en later op vrachtwagens, was handwerk. Wegen (lees: paadjes) waren er nauwelijks en bij het woord "haven" moeten we ons niet te veel voorstellen. In het kader "wie niet sterk is moet slim zijn" werden de zware stammen van soms wel 6 ton naar Europa verscheept. Omdat het logistieke traject van de stammen toen, maar ook nu nog steeds, het grootste probleem is, zocht men natuurlijk steeds de weg van minste weerstand. Bossen dicht bij invalswegen, havens en stations werden als eerste gekapt. Naar mate de havens, wegen, vrachtwagens beter werden en het logistieke traject dus eenvoudiger, werd er steeds verder en dieper de jungle ingetrokken om te kappen. We kunnen hier spreken, zoals men dat noemt, van een "eerste kap". Op deze manier werkten we tot de jaren 60-70, waarna door invloed van nieuwe technieken ook andere houtsoorten gekapt gingen worden.
DE TWEEDE KAP: NIEUWE TECHNIEKEN ZORGEN VOOR NIEUWE MOGELIJKHEDEN
Kettingzagen, boomzagen, bulldozers, heftrucks, vrachtwagens, droogkamers brengen nieuwe mogelijkheden. Men was letterlijk 'sterker' geworden, het logistieke probleem wat kleiner en dus kon men net wat dieper het bos in gaan. Maar ook nog niet eerder gekapte houtsoorten loonden nu ineens wel de moeite om te kappen. Door de komst van droogkamers kon er bijvoorbeeld kunstmatig gedroogd worden en door machinaal te zagen en te schaven met scherp gereedschap werden de soms negatieve eigenschappen van diverse houtsoorten iets minder negatief en konden ze toch toegepast worden. Denk hierbij aan bijvoorbeeld Sapeli of Iroko.
Hierdoor ontstaat er in de jaren 80-90 een zogenoemde tweede kap waarbij ook iets dieper de bossen wordt ingegaan om de stammen die in de eerste kap niet zijn gekapt mee te nemen en de nieuw ontdekte houtsoorten te kappen.
DE DERDE KAP: DIEPER EN DIEPER DE JUNGLE IN
De fase waar we ons nu in begeven ontstaat vanaf de jaren ’80 - '90. Op de plek waar vroeger eerst stammen werden gekapt ontstaan nu ook zagerijen. Dit om de steeds oplopende kosten van het transport te drukken. Door het transporteren van stammen vervoer je eigenlijk 70% afval. Dit komt omdat het rendement van een stam na verzagen maar 25-35% is.
Maak het sommetje ook maar eens wat er van een 80x130 netto over blijft na profileren in een 67x114mm. Dan zie je dat het effectieve rendement van een stam slechts 12-17% is. De rest wordt weg gezaagd en weg geschaafd.
Maar ook techniek en logistiek zitten vanaf de jaren '90 in een stroomversnelling. Niets staat ons nog in de weg op tot het diepste in het bos te trekken en de grootste stammen te kappen. Kettingzagen met zaagbladen van meer dan een meter, bulldosers en heftrucks die meer dan 10 ton kunnen verplaatsten, vrachtwagens met meer dan 300 pk en ga zo maar door. Ook boomzaagmachines zagen op een millimeter nauwkeurig en het draaien van stammen op de zaagwagen gaat automatisch. Droogkamers worden electronisch gestuurd met aparte programma's voor iedere houtsoort en chemische producten worden ingezet tegen aantasting door worm. Wat staat ons nu nog in de weg om die laatste niet gekapte stammen stammen (in vaak minder gekende houtsoorten / les bois secondaires) te kappen?
GEEN LUXE POSITIE
Bovenstaande is de zogenoemde derde kap. En dit is eigenlijk geen luxesituatie. In de eerste en de tweede kap zijn alle mooie stammen in de goede houtsoorten met een diameter van 80cm en meer al gekapt. In deze derde kap staat er nog nauwelijks Sapeli, Sipo, Iroko, Doussie, Padoek,... Al deze houtsoorten zijn gedurende de laatste eeuw al allemaal commercieel geëxploiteerd. Het wordt wel een must om in deze houtconsumerende wereld die secundaire houtsoorten te kappen. En daar is op zich niets mis mee, als we ons maar houden aan de opgelegde kapdiameter en zo de kans geven aan de kleinere stammen om door te groeien. Het probleem is wel de commercialisering er van. De bosexploitant is er klaar voor, de handel kan zich hier op aanpassen en heeft natuurlijk een informerende en stimulerende functie naar de eindverbruiker om deze minder bekende goden aan de man te brengen.
LOGISTIEKE UITDAGING
Je zou zo gaan denken dat onze populaire primaire houtsoorten langzaam zullen moeten wennen dat ze deze positie zullen kwijt raken. Tenzij de logistieke- en exploitatiekosten de komende jaren zullen opwegen tegen het nog dieper in de jungle trekken. En met dit dieper wordt de afstand bedoeld, nog verder. En of dit gaat gebeuren? Ja, daar kan je zeker van zijn. In de komende jaren staan in Afrika veel wegen-, haven-, en spoorwerken op het programma. De logistieke problemen/moeilijkheden staan de economische ontwikkeling van dit hele continent nog steeds in de weg.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Wij maken op onze website gebruik van cookies om de website te verbeteren. Deze functionele en analytische cookies bevatten nooit uw persoonsgegevens. Door op ‘Cookie instellingen’ te klikken, kun je meer lezen over onze cookies en je voorkeuren aanpassen.